Stikstofbemestingsrichtlijnen Graszaad

In Tabel 2.5 staan de N-bemestingsrichtlijnen voor de teelt van graszaadgewassen weergegeven. Benadrukt moet worden dat alleen de richtlijnen voor Engels raaigras redelijk goed zijn onderbouwd met onderzoek. Bij de overige soorten betreft het informele richtlijnen die op weinig onder­zoek en soms alleen op praktijkervaringen zijn gebaseerd. Aan roodzwenkgras en veldbeemdgras is in het verleden ook onderzoek gedaan, maar het sortiment is veranderd naar fijnere rassen met een hogere N-behoefte.

Klik op de tabel om deze te vergroten

Tabel 2.5 N-richtlijnen graszaad.jpg

Opmerkingen bij Tabel 2.5

  1. Voor teelten waar groeiregulatie (Moddus) wordt toegepast, worden de hoeveelheden zoals vermeld in de tabel geadviseerd. Bij geen toepassing van groeiregulatie een lagere N-gift toedienen.
  2. Wanneer het graszaadstro wordt gehakseld, dient in het najaar bij Engels raaigras 30-50 kg N per ha extra te worden gegeven, met name bij rassen van het grasveldtype.
  3. Voor de bemesting kunnen de volgende tijdstippen worden aangehouden:
    Nazomerbemesting
    -
    Bij gewassen voor de eerste oogst zo vroeg mogelijk na de
    oogst van de dekvrucht bemesten (met name veldbeemd). Bij
    roodzwenk is bij goed ontwikkelde gewassen uitstel tot begin
    oktober geen bezwaar.
    -
    Bij overjarige gewassen kan de stikstof het beste na de laatste
    maaibehandeling worden gegeven, meestal eind september
    (roodzwenk) of oktober (veldbeemd).
    Voorjaarsbemesting:
    -
    Bij vroege soorten als veldbeemd en roodzwenk zo vroeg
    mogelijk (februari) de stikstof toedienen. Latere soorten/typen
    kunnen wat later worden bemest (maart).