Vruchtwisselingsplan

Vruchtwisseling is het afwisselen van gewassen, veelal van verschillende families of soorten. Daarbij is ook de volgorde van de gewassen belangrijk. Het ene gewas kan positief werken, een ander negatief voor een volgend gewas.

Schimmelaantastingen zijn vaak de belangrijkste gevolgen van een verkeerde vruchtwisselilng. Dierlijke aantastingen en schade door aaltjes kunnen ook een rol spelen. Sommige gewassen zijn goed zelfverdraagzaam, bijvoorbeeld prei en maïs, andere zeer slecht, o.a. schorseneren en aardappelen. Hiervoor is een ruimere vruchtwisseling noodzakelijk voor behoud van opbrengst en kwaliteit op langere termijn. Kennis en ervaring zijn een belangrijke basis voor het opstellen van een goed doordacht vruchtwisselingsplan. Een goede vruchtwisseling en vruchtopvolging is noodzakelijk voor het behoud van de bodemvruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem. Voorbeelden zijn o.a. afwisseling van maaigewassen en rooivruchten. De teelt van granen voor gewassen die gevoelig zijn voor Rhizoctonia, zoals suikerbieten en schorseneren. Mais en gras zijn goede waardgewassen voor Rhizoctonia en daardoor slechte voorvruchten voor genoemde gewassen.

Vruchtwisselingsonderzoek vindt de laatste jaren weinig plaats. Het meest uitgebreide onderzoek heeft plaatsgehad op “de Schreef” in Dronten (1963-1978) en het “PAGV” te Lelystad (1973-1978).

Publicaties: